Portret

Portret
Portret

zaterdag 18 februari 2012

Het evangelie van sneeuw

Wanneer sneeuw weer langzaam wegsmelt, kom je erachter wat een wonderlijk en mooi scheppingsfenomeen onze goede God de aarde voor een tijd had toevertrouwd. Wit noemen we niet eens een kleur, maar om een sneeuwlandschap nu kleurloos te noemen…? Wie wordt er niet door overweldigd?

In de Bijbel spreekt God er niet voor niets over dat de sneeuw uitdrukking is van Zijn grootheid. Zo houdt Hij het Job voor of hij niet onder de indruk raakt van de hoeveelheden sneeuw, die God uit zijn schatkamers haalt (38:22) en die gehoorzaam luisteren naar Zijn wil (37:6). In de Psalmen, het gebedenboek van de Bijbel, ontbreekt het niet waar de dichter van Psalm 148 de lof op de Schepping bezingt: ‘loof de Heere vanaf de aarde, zeemonsters en alle diepe wateren. Vuur en hagel, sneeuw en damp, stormwind, die Zijn Woord doet.’ God strooit met sneeuw alsof het wol is (Psalm 147:17). Wie doet het Hem na?

Verder wordt in de Bijbel niet veel over sneeuw zonder meer gesproken. Het wordt vooral gebruikt als beeldspraak. Positief, wanneer het duidt op een verkwikkend moment tijdens de oogst (Spr. 25:13). Maar meer dan positief, wanneer het blinkende sneeuw erbij wordt gehaald om de majestueuze verschijning van God en hemelse zaken aan te duiden. Nergens zijn zulke forse (ski)brillen voor nodig als tegen het verblindende schijnsel van de sneeuw. Zelfs wanneer ‘slechts’ een dienende geest, een engel, de aarde aandoet, blijkt het hemels gewaad dat de engel draagt al witter te zijn dan sneeuw (Matth. 28:3 en Mark. 9:3). Datzelfde geldt voor het kleed dat God Zelf omhult in één van de indrukwekkende visioenen die Daniël te zien krijgt: ‘Ik keek toe totdat er tronen werden geplaatst, en de Oude van dagen Zich neerzette. Zijn gewaad was wit als de sneeuw en het haar van Zijn hoofd als zuivere wol’ (Dan. 7:9). Johannes die een blik op Jezus in de hemelse gewesten richt, vindt ook geen betere vergelijking om het blinkende uitstraling van Gods Zoon te verwoorden dan het verschijnsel sneeuw (Op. 1:14).
Sneeuw is Evangelie!

Helemaal warm word ik wanneer iets van deze hemelse glorie de aardse gorigheid bedekt. Vinden we sneeuw niet zo mooi, omdat het de misbakken invloeden van de mens doet verdwijnen onder een goedje uit de hemelse schatkamers? Wat een feest is het dan wanneer de grote God de zonden wegpoetst, waarmee een mens gereinigd is? Zo wit als sneeuw (Ps. 51:9; Jes. 1:18)? Nee, niet nadat de pekelwagen de boel vervuilt, maar van die verse, oogverblindende sneeuw die net naar beneden is gedwarreld.

Oogmerk van schoonheid, reinheid, hemelse goedheid. En dan werkt sneeuw ook nog door wanneer het van de hemel is neergedaald: het doorvochtigt de aarde. Wanneer de sneeuw en de winter zijn vertrokken, is het mede dankzij de sneeuw dat aardappels en koren groeien. Waar dat op duidt? Op één de heerlijkste beloften uit het Oude Testament: ‘zo zal Mijn Woord zijn dat uit Mijn mond uitgaat: het zal niet vruchteloos tot Mij terugkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt, en het zal voorspoedig zijn in hetgeen waartoe Ik het zend.’ (Jes. 55:11).
‘Zo wil de Heilige Geest altijd met het Woord zijn en daardoor de harten verlichten, ontsteken en reinigen en zo van ’s duivels tirannie en geweld verlossen.’

Stelling 7
De Schepping wijst op het Evangelie. Zo bedekt sneeuw als hemelse glorie de gorigheid van het aardse slijk.

donderdag 5 januari 2012

Fraternité: christelijk alternatief voor individuschap

Broederschap klinkt best wat warmer dan het zelfgerichte als-jij-je-er-maar-goed-bij-voelt, laten we eerlijk zijn. Nee, vroeger in de middeleeuwen was niet alles beter, maar het individualisme van vandaag de dag bezorgt koude rillingen op de rug. Het staat ook niet zomaar op zichzelf. Individualisme – als assertieve, gezochte eenzaamheid – heeft als diepste oorzaak de zonde. In de individualiteit onttrekt de mens zich aan een groter sociaal verband: de broederschap of algemener geformuleerd: gemeenschap. Het strijdt met de gemeenschap met God, maar ook met de medemens. Zo ontstaat een introvert, een egocentrisch mens, die geen gemeenschapsmens en broeder kan zijn. In het christendom is de trend van individualisering ‘not done’. Bonhoeffer beweert zelfs dat de individualisering de grondfout is van de protestantse theologie. Geloven kun je niet op je eentje. De dichter van Psalm 42 denkt niet voor niets terug aan de feestvierende menigte, juist als hij persoonlijk in geestelijk zwaar weer verkeert.
Broederschappen vormden in de late middeleeuwen een uitdrukking van gelovige solidariteit in de zorg voor het hiernamaals. De broeders verplichtten zich tegenover elkaar tot gebed (tot na het sterven). Ook onderwezen zij elkaar tijdens bijeenkomsten. Het heeft wel wat weg van een Bijbelkring. Maar de ellende was dat men meende dat hun uiteindelijke eeuwige bestemming onder meer afhing van deze gebeden voor elkaar. Dat is dan weer jammer. Zelfs een grove onderschatting van Gods belofte dat wie nú in Hem gelooft, in eeuwigheid met de Verhevene zal zijn.
Later in de geschiedenis is de utopische heilstaat van communisme en socialisme in grote mate gestoeld op de idee dat ‘alle menschen Brüder werden.’ Het behoeft geen betoog hoe deze idee na een aantal decennia als een zeepbel uit elkaar is gespat, hoezeer de communisten hierop hun krachten ook hebben beproefd.
De Revolutie begon verkeerd: ze wilde vanuit gelijkheid en vrijheid het hoge niveau van broederschap bereiken. Door haar specifieke opvattingen van vrijheid en gelijkheid wordt ontegenzeggelijk het egoïsme opgeroepen. Echter, vanuit de ware broederlijke liefde voeren echter pas begaanbare wegen naar wezenlijke vrijheid en ware gelijkheid.
Ware broederschap is een heerlijk christelijk tegengeluid tegen de verstrooide geluidjes van het hedendaagse individuschap. In het christelijk geloof is broederschap geen politiek streven, geen doel, geen utopie, geen verzekering voor het eeuwige leven, maar een christocratisch uitgangspunt.

Is de bron van de broederschap namelijk niet onze Here Jezus Christus, onze oudste broeder? Van Hem getuigt de Schrift: “Immers, zowel Hij Die heiligt als zij die geheiligd worden, zijn allen uit één. Daarom schaamt Hij Zich er niet voor hen broeders te noemen (Hebr. 2:11).” En in Mattheüs 23:8-9 “Eén is uw Meester, namelijk Christus; en u bent allen broeders.”
Laten we daarom sektarische broederschappen en de benarde cocon van het individualisme verlaten en broeders van alle gelovigen zijn. Dan kunnen we ons warmen te midden van de grote schare van broeders van Gods feestvierende kinderen.

Stelling 6
Christelijke broederschap: een heerlijk christelijk tegengeluid tegen het hedendaags individuschap.