Vrijheid is een groot goed. Vrij-zijn is heerlijk. Daarom kijken we uit naar het weekend, zijn we blij dat we niet in Noord-Korea wonen en denken met afschuw aan de slavernij uit een vroeger koloniaal bewind. In de politieke arena wordt gevochten voor godsdienstvrijheid, vrijheid van meningsuiting en wie verlangt niet zorgenvrij leven, het ‘Zwitserlevengevoel’?
De leus waarmee het verlichtingsdenken met revolutionaire kracht doorbrak in West-Europa begint niet voor niets met vrijheid: ‘Liberté, egalité, fraternité’ – ‘vrijheid, gelijkheid, broederschap.’ Het is maar de vraag wat men voor ogen had wanneer we letten op wat er kort na de Franse Revolutie in 1789 gebeurde: 1790 was nog niet aangebroken of alle kerkelijke goederen werden door de staat genationaliseerd. Koning Lodewijk XVI werd veroordeeld en ter dood gebracht en op de hoeken van de straten werden grote biljetten aangeplakt met de kreet: ‘er is in Frankrijk geen God meer.’
Het is opmerkelijk dat de begrippen vrijheid, gelijkheid en broederschap al lang vóórdat de Franse Revolutie plaatsvond, direct betrokken konden worden op de wetten van het messiaanse rijk. Het begrippentrio is door de Franse Revolutie ten onrechte naar zich toegetrokken en ingekleurd door de Aufklärung.
In dit blog wil ik stilstaan bij dat heerlijke christelijke woord: vrijheid. In 1520 heb ik er al over geschreven in mijn Von der Freiheit eines Christenmenschen. De twee stellingen waarop dit geschrift is gestoeld:
- Een christenmens is een vrij heer over alle dingen en niemands onderdaan
- Een christenmens is een dienstbare knecht van alle dingen en ieders onderdaan
De stellingen lijken elkaar tegen te spreken, maar zijn gebaseerd op twee paulinische teksten:
‘want hoewel ik vrij ben van allen, heb ik mijzelf toch voor allen tot slaaf gemaakt om meer mensen te winnen’ [I Kor. 9:19] en: ‘wees niemand iets schuldig dan elkaar lief te hebben; want wie de ander liefheeft, heeft de wet vervuld’ [Rom.13:8].
Wat betekent de christelijke vrijheid?
Vrijheid, en haar antoniem gebondenheid, wordt al snel verbonden aan wetten en het gehoorzamen daaraan. Dat blijkt ook rond de Franse Revolutie wanneer het volgende wetsbegrip intrede doet: ‘niemand gehoorzaamt een wet, die hij niet zichzelf gegeven heeft.’ Het lijkt met democratie te maken te hebben, maar het revolutionaire verlichtingsdenken schept welbeschouwd vooral ruimte voor anarchie.
Dan is de christelijke vrijheid fundamenteler. Deze vrijheid wil zeggen: vrij zijn van de wet, de tien geboden van God! Omdat in Christus de wet volbracht en zo de straf op de zonde heeft weggedragen!
Dat wil niet zeggen dat je niet leeft naar Gods geboden, van God en Zijn wet los, maar ze vrijwillig, uit liefde tot de Wetgever, probeert te houden. Het is de vrijheid die we tegenkomen in Johannes 8:36: ‘Als dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult u werkelijk vrij zijn.’
Een vrij christen spreekt als volgt:
‘ik zal vasten, ik zal bidden, ik zal dit en dat doen, dat door mensen geboden is, niet omdat ik dit moet doen om gerechtigheid en zaligheid te verkrijgen, maar omdat ik de paus, de bisschop, de gemeenschap, deze of gene magistraat ter wille wens te zijn of om mijn naaste een voorbeeld te geven. Dáárom doe en lijd ik alles, zoals Christus mij ten goede veel meer dingen heeft gedaan en geleden, aan welke Hij volstrekt geen behoefte had om te doen of te lijden, toen Hij om mijnentwil is geworden onder de wet, hoewel Hij onder de wet niet was.’
‘Zie, daar heeft mijn God mij, dit onwaardig en verdoemelijk mensen, tegen alle waardigheid in, in zijn zuivere, gratis geschonken barmhartigheid, in Christus alle rijkdom van gerechtigheid en zaligheid geschonken, zodat ik voortaan niets meer nodig heb dan het geloof dat gelooft dat het dit alles bezit! Waarom zal ik dan niet voor zo een Vader, die mij met Zijn onschatbaar waardevolle rijkdommen heeft overstelpt, in rijke mate en met opgewekte zin, met heel mijn hart en met blij-vrijwillige ijver alles doen wat ik weet dat Hem welgevallig en aangenaam is? Ik wil mij daarom aan mijn naaste geven als, in zekere zin, een Christus, zoals Christus zich aan mij gegeven heeft en ik zal in dit leven niets doen dan wat ik zie dat voor mijn naaste noodzakelijk, voordelig en heilzaam zal zijn, aangezien ik door het geloof alles dingen in overvloed heb verkregen.’
Rome zag de Revolutie als de uiterste consequentie van de Hervorming. De breuk die ik, Martin Luther, met Rome heb bewerkstelligd, zou – aldus Rome - moeten leiden tot het afschudden van alle gezag.
Deze beschuldiging werp ik verre van me!
Ik kan niet anders dan mijn hartelijke instemming betuigen met Groen van Prinsterer: ‘tegen de Revolutie het Evangelie.’
Stelling 4
Liberté – vrijheid: geen erfenis van Verlichting, maar schat van Christus
Geen opmerkingen:
Een reactie posten