Portret

Portret
Portret

maandag 30 mei 2011

Egalité: bij de vroege kerk vergeleken zijn hedendaagse gelijkheidsstrijders kleine jongens

Het gelijkheidsdenken is een vreemd fenomeen: parlementaire voorvechters lijken zich welhaast als martelaar te willen geven voor het gelijkheidsbeginsel. Ook de man van de straat lijkt van mening te zijn dat iedereen gelijke rechten moet hebben. Maar wie herkent zich in de beschuldigende stilte van enige zelfreflectie niet in pork Napoleon’s ‘all animals are equal but some animals are more equal than others’?

Christenen hebben de naam behoorlijk op de conservatieve rem te trappen van de gelijkheidsvooruitgang. Dat is merkwaardig, want al in de vroeg christelijke kerk vormde gelijkheid juist één van de opvallende kenmerken waardoor het christendom een bijzondere, opvallende positie innam binnen de samenleving. Van de eerste christenen na de uitstorting van de Heilige Geest wordt getuigd: ‘en de menigte van hen die geloofden, was één van harte en één van ziel; en niemand zei dat iets van wat hij bezat, van hemzelf was, maar alles hadden zij gemeenschappelijk’ (Handelingen 4:32).
Over gelijkheid gesproken!

Maatschappelijke-, en culturele scheidingen werden door de komst van de Heilige Geest radicaal ondersteboven gegooid:
Jongeren - die in die tijd tot hun dertigste eigenlijk niets te zeggen hadden, maar slechts mochten luisteren - ontvingen de Heilige Geest en sámen met ouderen begonnen zij te profeteren (Hand. 2:17). Ouderen en jongeren: in het werk van Gods Geest gelijkgeschakeld!
Vrouwen en meisjes die overwegend ook niet meer dan de luisterhouding hadden aan te nemen, begonnen ook te profeteren (Hand. 2:17). God sprak via Petrus’ Pinksterpreek niet alleen over dienaren, maar zonder misverstand over dienaren èn dienaressen. Beide sexen zouden gaan profeteren (Hand. 2:18).
Slaven, slavinnen en hun meesters – hoe heel anders waren die verhoudingen in termen van bezit als nu van werknemer en werkgever – maakten plotseling deel uit van één gemeente, één samenlevingsverband. In het lichaam van Christus beiden van gelijke waarde! In het rijk van Christus is men gelijk aan elkaar. Gelijk in zonden; gelijk in vergeving van zonden; gelijk in leven vanuit de trouwe Vaderhand.
Over revolutie gesproken!
‘(…) u bent allen kinderen van God door het geloof in Christus Jezus. Want u allen die in Christus gedoopt bent, hebt zich met Christus bekleed. Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus’ (Gal. 3:26-28).

Is elk onderscheid dan weggevallen?
Dat zij verre!
Zolang het rijk van Christus nog niet ten volle is doorgebroken, is er in het rijk van de wereld nog steeds ongelijkheid. Een christen heeft nog steeds te gehoorzamen. Neem de overheid (Rom. 13:1). Of denk aan Paulus die er over schrijft dat slaven hun heer hebben te gehoorzamen en dat kinderen hun ouders behoren lief te hebben. Ook binnen de nieuwtestamentisch kerk zijn er machtigen en gewone burgers, rijke en arme mensen (verwijzen naar Spr. 22:2; Mark. 14:2). Zo is het in het rijk van de wereld: daar gelden (legitieme) gezagsverhoudingen.
Er is onderscheid tussen het rijk van de wereld en het rijk van Christus.

Het christelijk gelijkheidsbeginsel is één van de uitgangspunten voor het christelijk omgaan met elkaar: ‘Zo roep ik, de gevangene in de Heere, u op tot een wandel die de roeping waarmee u geroepen bent, waardig is, in alle nederigheid en zachtmoedigheid, met geduld, door elkaar in liefde te verdragen en u te beijveren om de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede: één lichaam en één Geest, zoals u ook geroepen bent tot één hoop van uw roeping, één Heere, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, Die boven allen en door allen en in u allen is.’(Ef. 4:1-6).

‘Dit zal onze trots en troost zijn dat wij weten dat in het Rijk van Christus geen ongelijkheid is. Wij zullen daarom in deze christelijke hoop vrijwillig heengaan en doen wat we hebben te doen. Zo kan een ieder in zijn positie vroom en vrolijk zijn. Alles zal met vreugde afgaan wanneer een christen van harte kan zeggen: wat zal ik omwille van mijn stand mopperen? Is mijn stand goed en voortreffelijk of juist gering en moeitevol? Is er geen vorstenstand dan is er toch de christenstand. Wat wil ik dan nog meer hebben of begeren?’

Stelling 5
Het excellente, inspirerende voorbeeld voor het ware gelijkheidsbeginsel is te vinden in de nieuwtestamentische kerk.

vrijdag 22 april 2011

Liberté – vrijheid: geen erfenis van Verlichting, maar schat van Christus


Vrijheid is een groot goed. Vrij-zijn is heerlijk. Daarom kijken we uit naar het weekend, zijn we blij dat we niet in Noord-Korea wonen en denken met afschuw aan de slavernij uit een vroeger koloniaal bewind. In de politieke arena wordt gevochten voor godsdienstvrijheid, vrijheid van meningsuiting en wie verlangt niet zorgenvrij leven, het ‘Zwitserlevengevoel’?

De leus waarmee het verlichtingsdenken met revolutionaire kracht doorbrak in West-Europa begint niet voor niets met vrijheid: ‘Liberté, egalité, fraternité’ – ‘vrijheid, gelijkheid, broederschap.’ Het is maar de vraag wat men voor ogen had wanneer we letten op wat er kort na de Franse Revolutie in 1789 gebeurde: 1790 was nog niet aangebroken of alle kerkelijke goederen werden door de staat genationaliseerd. Koning Lodewijk XVI werd veroordeeld en ter dood gebracht en op de hoeken van de straten werden grote biljetten aangeplakt met de kreet: ‘er is in Frankrijk geen God meer.’

Het is opmerkelijk dat de begrippen vrijheid, gelijkheid en broederschap al lang vóórdat de Franse Revolutie plaatsvond, direct betrokken konden worden op de wetten van het messiaanse rijk. Het begrippentrio is door de Franse Revolutie ten onrechte naar zich toegetrokken en ingekleurd door de Aufklärung.

In dit blog wil ik stilstaan bij dat heerlijke christelijke woord: vrijheid. In 1520 heb ik er al over geschreven in mijn Von der Freiheit eines Christenmenschen. De twee stellingen waarop dit geschrift is gestoeld:

-          Een christenmens is een vrij heer over alle dingen en niemands onderdaan
-          Een christenmens is een dienstbare knecht van alle dingen en ieders onderdaan

De stellingen lijken elkaar tegen te spreken, maar zijn gebaseerd op twee paulinische teksten:
‘want hoewel ik vrij ben van allen, heb ik mijzelf toch voor allen tot slaaf gemaakt om meer mensen te winnen’ [I Kor. 9:19] en: ‘wees niemand iets schuldig dan elkaar lief te hebben; want wie de ander liefheeft, heeft de wet vervuld’ [Rom.13:8].

Wat betekent de christelijke vrijheid?
Vrijheid, en haar antoniem gebondenheid, wordt al snel verbonden aan wetten en het gehoorzamen daaraan. Dat blijkt ook rond de Franse Revolutie wanneer het volgende wetsbegrip intrede doet: ‘niemand gehoorzaamt een wet, die hij niet zichzelf gegeven heeft.’ Het lijkt met democratie te maken te hebben, maar het revolutionaire verlichtingsdenken schept welbeschouwd vooral ruimte voor anarchie.
Dan is de christelijke vrijheid fundamenteler. Deze vrijheid wil zeggen: vrij zijn van de wet, de tien geboden van God! Omdat in Christus de wet volbracht en zo de straf op de zonde heeft weggedragen!
Dat wil niet zeggen dat je niet leeft naar Gods geboden, van God en Zijn wet los, maar ze vrijwillig, uit liefde tot de Wetgever, probeert te houden. Het is de vrijheid die we tegenkomen in Johannes 8:36: ‘Als dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult u werkelijk vrij zijn.’

Een vrij christen spreekt als volgt:
‘ik zal vasten, ik zal bidden, ik zal dit en dat doen, dat door mensen geboden is, niet omdat ik dit moet doen om gerechtigheid en zaligheid te verkrijgen, maar omdat ik de paus, de bisschop, de gemeenschap, deze of gene magistraat ter wille wens te zijn of om mijn naaste een voorbeeld te geven. Dáárom doe en lijd ik alles, zoals Christus mij ten goede veel meer dingen heeft gedaan en geleden, aan welke Hij volstrekt geen behoefte had om te doen of te lijden, toen Hij om mijnentwil is geworden onder de wet, hoewel Hij onder de wet niet was.’
 ‘Zie, daar heeft mijn God mij, dit onwaardig en verdoemelijk mensen, tegen alle waardigheid in, in zijn zuivere, gratis geschonken barmhartigheid, in Christus alle rijkdom van gerechtigheid en zaligheid geschonken, zodat ik voortaan niets meer nodig heb dan het geloof dat gelooft dat het dit alles bezit! Waarom zal ik dan niet voor zo een Vader, die mij met Zijn onschatbaar waardevolle rijkdommen heeft overstelpt, in rijke mate en met opgewekte zin, met heel mijn hart en met blij-vrijwillige ijver alles doen wat ik weet dat Hem welgevallig en aangenaam is? Ik wil mij daarom aan mijn naaste geven als, in zekere zin, een Christus, zoals Christus zich aan mij gegeven heeft en ik zal in dit leven niets doen dan wat ik zie dat voor mijn naaste noodzakelijk, voordelig en heilzaam zal zijn, aangezien ik door het geloof alles dingen in overvloed heb verkregen.’

Rome zag de Revolutie als de uiterste consequentie van de Hervorming. De breuk die ik, Martin Luther, met Rome heb bewerkstelligd, zou – aldus Rome - moeten leiden tot het afschudden van alle gezag.
Deze beschuldiging werp ik verre van me!
Ik kan niet anders dan mijn hartelijke instemming betuigen met Groen van Prinsterer: ‘tegen de Revolutie het Evangelie.’

Stelling 4
Liberté – vrijheid: geen erfenis van Verlichting, maar schat van Christus

maandag 7 februari 2011

De begrijpelijke Bijbel

‘Het is een kwaad ding om de Bijbel in het Duits te drukken. Hij moet immers geheel anders verstaan worden dan te tekst luidt. (…) De Heilige Schrift moet gelezen en verklaard worden door mensen met gevorderde kennis en ervaring, die de ware zin er uit kunnen halen,’aldus mijn tijdgenoot, de beroemde predikant Geiler von Kaisersberg. In Nederland gaan de handjes nog steeds op elkaar voor het gegeven dat ik me door dit klerikale standpunt niet in de duivelse luren heb laten leggen. Het gevolg is dat ik over Bijbelvertaalwerk wel een woordje mee mag spreken, dacht ik zo. In 1522 vertaalde ik het Nieuwe Testament in de Duitse volkstaal, waarvan binnen drie maanden de eerste oplage van 5.000 exemplaren werd verkocht. 12 jaar later volgde het Oude Testament, zodat toen de hele Duitstalige Bijbel kon worden uitgegeven. Een diepe wens kon daardoor in vervulling gaan. Namelijk dat ‘dit boek in ieders mond, handen, ogen, oren en hart zou moeten zijn.’
 
Altijd weer is het bij het overzetten van het Woord van God in een nieuwe taal de vraag aan welke kant van het ellips het zwaartepunt wordt gelegd. Waar bevindt zich het vertaalprincipe ergens op de lijn tussen de brontaal (Grieks en Hebreeuws) en de doeltaal? Wie durft stelling te nemen en zijn theologische vingers en imago te branden?
Het is inmiddels een gevleugeld woord geworden: ‘men moet niet aan de letters van de Latijnse taal vragen hoe men Duits moet spreken, zoals die ezels doen. Men moet kijken naar de moeder in huis, de kinderen op straat, de gewone man op de markt. Aan hen moet je vragen hoe ze spreken en zo moet men vertalen. Dan begrijpen ze het en merken ze dat er Duits met hen gesproken wordt.’
God wil in de Bijbel de mensen hier en nu aanspreken met Zijn Woord. Dat doet hij in hun eigen taal. Dat was immers een spectaculair neveneffect van Pinksteren: men hoorde het Evangelie in verstaanbare, begrijpelijke taal. Zou dat er niet zijn geweest dan konden er die dag geen 3.000 nieuwe christenen in het hemelregister worden bijgeschreven! Gods Woord moet gelezen worden ‘als ware het gisteren geschreven.’

Het merkwaardige nu, is dat de verhalen van mijn overzetting in de volkstaal in geuren en kleuren van generatie op generatie worden overgedragen. Heel mooi! Het is één van de kernelementen van de Reformatie. Maar zodra het (opnieuw) wordt toegepast, splijt het de christenheid. Nota Bene! Men neme de NBV in 2004, maar in het bijzonder het rumoer rond de presentatie (2010) van wat werd gepresenteerd als de Herziene versie op de StatenVertaling (HSV).
Opvallend genoeg kwam de kritiek dat de Bijbel nu wel erg van het volk werd, met name van partijen die zich het meest reformatorisch plachten te noemen… Nu de Statenvertaling door de eeuwen heen een secundaire brontaal is geworden, is de doeltaal een verwerpelijk brandpunt? Kom nou toch, huichelaars. Er is meer in de hemel en op en onder de aarde dan het naar de mond praten van je achterban!

Daarom tot slot een indringende oproep uit eigen werk (uit mijn inleiding op de uitgave van de overzetting van het Nieuwe Testament): ‘waar de werken en de liefde niet te voorschijn komen, daar is het geloof is niet echt. Daar heeft het Evangelie nog geen vaste voet verkregen, daar wordt Christus nog niet werkelijk gekend.’

Stelling 3: Reformatorisch is… blij en dankbaar zijn als Anita van de snackbar om de hoek de Bijbel kan begrijpen door het zelf te lezen.