Portret

Portret
Portret

zaterdag 18 februari 2012

Het evangelie van sneeuw

Wanneer sneeuw weer langzaam wegsmelt, kom je erachter wat een wonderlijk en mooi scheppingsfenomeen onze goede God de aarde voor een tijd had toevertrouwd. Wit noemen we niet eens een kleur, maar om een sneeuwlandschap nu kleurloos te noemen…? Wie wordt er niet door overweldigd?

In de Bijbel spreekt God er niet voor niets over dat de sneeuw uitdrukking is van Zijn grootheid. Zo houdt Hij het Job voor of hij niet onder de indruk raakt van de hoeveelheden sneeuw, die God uit zijn schatkamers haalt (38:22) en die gehoorzaam luisteren naar Zijn wil (37:6). In de Psalmen, het gebedenboek van de Bijbel, ontbreekt het niet waar de dichter van Psalm 148 de lof op de Schepping bezingt: ‘loof de Heere vanaf de aarde, zeemonsters en alle diepe wateren. Vuur en hagel, sneeuw en damp, stormwind, die Zijn Woord doet.’ God strooit met sneeuw alsof het wol is (Psalm 147:17). Wie doet het Hem na?

Verder wordt in de Bijbel niet veel over sneeuw zonder meer gesproken. Het wordt vooral gebruikt als beeldspraak. Positief, wanneer het duidt op een verkwikkend moment tijdens de oogst (Spr. 25:13). Maar meer dan positief, wanneer het blinkende sneeuw erbij wordt gehaald om de majestueuze verschijning van God en hemelse zaken aan te duiden. Nergens zijn zulke forse (ski)brillen voor nodig als tegen het verblindende schijnsel van de sneeuw. Zelfs wanneer ‘slechts’ een dienende geest, een engel, de aarde aandoet, blijkt het hemels gewaad dat de engel draagt al witter te zijn dan sneeuw (Matth. 28:3 en Mark. 9:3). Datzelfde geldt voor het kleed dat God Zelf omhult in één van de indrukwekkende visioenen die Daniël te zien krijgt: ‘Ik keek toe totdat er tronen werden geplaatst, en de Oude van dagen Zich neerzette. Zijn gewaad was wit als de sneeuw en het haar van Zijn hoofd als zuivere wol’ (Dan. 7:9). Johannes die een blik op Jezus in de hemelse gewesten richt, vindt ook geen betere vergelijking om het blinkende uitstraling van Gods Zoon te verwoorden dan het verschijnsel sneeuw (Op. 1:14).
Sneeuw is Evangelie!

Helemaal warm word ik wanneer iets van deze hemelse glorie de aardse gorigheid bedekt. Vinden we sneeuw niet zo mooi, omdat het de misbakken invloeden van de mens doet verdwijnen onder een goedje uit de hemelse schatkamers? Wat een feest is het dan wanneer de grote God de zonden wegpoetst, waarmee een mens gereinigd is? Zo wit als sneeuw (Ps. 51:9; Jes. 1:18)? Nee, niet nadat de pekelwagen de boel vervuilt, maar van die verse, oogverblindende sneeuw die net naar beneden is gedwarreld.

Oogmerk van schoonheid, reinheid, hemelse goedheid. En dan werkt sneeuw ook nog door wanneer het van de hemel is neergedaald: het doorvochtigt de aarde. Wanneer de sneeuw en de winter zijn vertrokken, is het mede dankzij de sneeuw dat aardappels en koren groeien. Waar dat op duidt? Op één de heerlijkste beloften uit het Oude Testament: ‘zo zal Mijn Woord zijn dat uit Mijn mond uitgaat: het zal niet vruchteloos tot Mij terugkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt, en het zal voorspoedig zijn in hetgeen waartoe Ik het zend.’ (Jes. 55:11).
‘Zo wil de Heilige Geest altijd met het Woord zijn en daardoor de harten verlichten, ontsteken en reinigen en zo van ’s duivels tirannie en geweld verlossen.’

Stelling 7
De Schepping wijst op het Evangelie. Zo bedekt sneeuw als hemelse glorie de gorigheid van het aardse slijk.

donderdag 5 januari 2012

Fraternité: christelijk alternatief voor individuschap

Broederschap klinkt best wat warmer dan het zelfgerichte als-jij-je-er-maar-goed-bij-voelt, laten we eerlijk zijn. Nee, vroeger in de middeleeuwen was niet alles beter, maar het individualisme van vandaag de dag bezorgt koude rillingen op de rug. Het staat ook niet zomaar op zichzelf. Individualisme – als assertieve, gezochte eenzaamheid – heeft als diepste oorzaak de zonde. In de individualiteit onttrekt de mens zich aan een groter sociaal verband: de broederschap of algemener geformuleerd: gemeenschap. Het strijdt met de gemeenschap met God, maar ook met de medemens. Zo ontstaat een introvert, een egocentrisch mens, die geen gemeenschapsmens en broeder kan zijn. In het christendom is de trend van individualisering ‘not done’. Bonhoeffer beweert zelfs dat de individualisering de grondfout is van de protestantse theologie. Geloven kun je niet op je eentje. De dichter van Psalm 42 denkt niet voor niets terug aan de feestvierende menigte, juist als hij persoonlijk in geestelijk zwaar weer verkeert.
Broederschappen vormden in de late middeleeuwen een uitdrukking van gelovige solidariteit in de zorg voor het hiernamaals. De broeders verplichtten zich tegenover elkaar tot gebed (tot na het sterven). Ook onderwezen zij elkaar tijdens bijeenkomsten. Het heeft wel wat weg van een Bijbelkring. Maar de ellende was dat men meende dat hun uiteindelijke eeuwige bestemming onder meer afhing van deze gebeden voor elkaar. Dat is dan weer jammer. Zelfs een grove onderschatting van Gods belofte dat wie nú in Hem gelooft, in eeuwigheid met de Verhevene zal zijn.
Later in de geschiedenis is de utopische heilstaat van communisme en socialisme in grote mate gestoeld op de idee dat ‘alle menschen Brüder werden.’ Het behoeft geen betoog hoe deze idee na een aantal decennia als een zeepbel uit elkaar is gespat, hoezeer de communisten hierop hun krachten ook hebben beproefd.
De Revolutie begon verkeerd: ze wilde vanuit gelijkheid en vrijheid het hoge niveau van broederschap bereiken. Door haar specifieke opvattingen van vrijheid en gelijkheid wordt ontegenzeggelijk het egoïsme opgeroepen. Echter, vanuit de ware broederlijke liefde voeren echter pas begaanbare wegen naar wezenlijke vrijheid en ware gelijkheid.
Ware broederschap is een heerlijk christelijk tegengeluid tegen de verstrooide geluidjes van het hedendaagse individuschap. In het christelijk geloof is broederschap geen politiek streven, geen doel, geen utopie, geen verzekering voor het eeuwige leven, maar een christocratisch uitgangspunt.

Is de bron van de broederschap namelijk niet onze Here Jezus Christus, onze oudste broeder? Van Hem getuigt de Schrift: “Immers, zowel Hij Die heiligt als zij die geheiligd worden, zijn allen uit één. Daarom schaamt Hij Zich er niet voor hen broeders te noemen (Hebr. 2:11).” En in Mattheüs 23:8-9 “Eén is uw Meester, namelijk Christus; en u bent allen broeders.”
Laten we daarom sektarische broederschappen en de benarde cocon van het individualisme verlaten en broeders van alle gelovigen zijn. Dan kunnen we ons warmen te midden van de grote schare van broeders van Gods feestvierende kinderen.

Stelling 6
Christelijke broederschap: een heerlijk christelijk tegengeluid tegen het hedendaags individuschap.

maandag 30 mei 2011

Egalité: bij de vroege kerk vergeleken zijn hedendaagse gelijkheidsstrijders kleine jongens

Het gelijkheidsdenken is een vreemd fenomeen: parlementaire voorvechters lijken zich welhaast als martelaar te willen geven voor het gelijkheidsbeginsel. Ook de man van de straat lijkt van mening te zijn dat iedereen gelijke rechten moet hebben. Maar wie herkent zich in de beschuldigende stilte van enige zelfreflectie niet in pork Napoleon’s ‘all animals are equal but some animals are more equal than others’?

Christenen hebben de naam behoorlijk op de conservatieve rem te trappen van de gelijkheidsvooruitgang. Dat is merkwaardig, want al in de vroeg christelijke kerk vormde gelijkheid juist één van de opvallende kenmerken waardoor het christendom een bijzondere, opvallende positie innam binnen de samenleving. Van de eerste christenen na de uitstorting van de Heilige Geest wordt getuigd: ‘en de menigte van hen die geloofden, was één van harte en één van ziel; en niemand zei dat iets van wat hij bezat, van hemzelf was, maar alles hadden zij gemeenschappelijk’ (Handelingen 4:32).
Over gelijkheid gesproken!

Maatschappelijke-, en culturele scheidingen werden door de komst van de Heilige Geest radicaal ondersteboven gegooid:
Jongeren - die in die tijd tot hun dertigste eigenlijk niets te zeggen hadden, maar slechts mochten luisteren - ontvingen de Heilige Geest en sámen met ouderen begonnen zij te profeteren (Hand. 2:17). Ouderen en jongeren: in het werk van Gods Geest gelijkgeschakeld!
Vrouwen en meisjes die overwegend ook niet meer dan de luisterhouding hadden aan te nemen, begonnen ook te profeteren (Hand. 2:17). God sprak via Petrus’ Pinksterpreek niet alleen over dienaren, maar zonder misverstand over dienaren èn dienaressen. Beide sexen zouden gaan profeteren (Hand. 2:18).
Slaven, slavinnen en hun meesters – hoe heel anders waren die verhoudingen in termen van bezit als nu van werknemer en werkgever – maakten plotseling deel uit van één gemeente, één samenlevingsverband. In het lichaam van Christus beiden van gelijke waarde! In het rijk van Christus is men gelijk aan elkaar. Gelijk in zonden; gelijk in vergeving van zonden; gelijk in leven vanuit de trouwe Vaderhand.
Over revolutie gesproken!
‘(…) u bent allen kinderen van God door het geloof in Christus Jezus. Want u allen die in Christus gedoopt bent, hebt zich met Christus bekleed. Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus’ (Gal. 3:26-28).

Is elk onderscheid dan weggevallen?
Dat zij verre!
Zolang het rijk van Christus nog niet ten volle is doorgebroken, is er in het rijk van de wereld nog steeds ongelijkheid. Een christen heeft nog steeds te gehoorzamen. Neem de overheid (Rom. 13:1). Of denk aan Paulus die er over schrijft dat slaven hun heer hebben te gehoorzamen en dat kinderen hun ouders behoren lief te hebben. Ook binnen de nieuwtestamentisch kerk zijn er machtigen en gewone burgers, rijke en arme mensen (verwijzen naar Spr. 22:2; Mark. 14:2). Zo is het in het rijk van de wereld: daar gelden (legitieme) gezagsverhoudingen.
Er is onderscheid tussen het rijk van de wereld en het rijk van Christus.

Het christelijk gelijkheidsbeginsel is één van de uitgangspunten voor het christelijk omgaan met elkaar: ‘Zo roep ik, de gevangene in de Heere, u op tot een wandel die de roeping waarmee u geroepen bent, waardig is, in alle nederigheid en zachtmoedigheid, met geduld, door elkaar in liefde te verdragen en u te beijveren om de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede: één lichaam en één Geest, zoals u ook geroepen bent tot één hoop van uw roeping, één Heere, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, Die boven allen en door allen en in u allen is.’(Ef. 4:1-6).

‘Dit zal onze trots en troost zijn dat wij weten dat in het Rijk van Christus geen ongelijkheid is. Wij zullen daarom in deze christelijke hoop vrijwillig heengaan en doen wat we hebben te doen. Zo kan een ieder in zijn positie vroom en vrolijk zijn. Alles zal met vreugde afgaan wanneer een christen van harte kan zeggen: wat zal ik omwille van mijn stand mopperen? Is mijn stand goed en voortreffelijk of juist gering en moeitevol? Is er geen vorstenstand dan is er toch de christenstand. Wat wil ik dan nog meer hebben of begeren?’

Stelling 5
Het excellente, inspirerende voorbeeld voor het ware gelijkheidsbeginsel is te vinden in de nieuwtestamentische kerk.

vrijdag 22 april 2011

Liberté – vrijheid: geen erfenis van Verlichting, maar schat van Christus


Vrijheid is een groot goed. Vrij-zijn is heerlijk. Daarom kijken we uit naar het weekend, zijn we blij dat we niet in Noord-Korea wonen en denken met afschuw aan de slavernij uit een vroeger koloniaal bewind. In de politieke arena wordt gevochten voor godsdienstvrijheid, vrijheid van meningsuiting en wie verlangt niet zorgenvrij leven, het ‘Zwitserlevengevoel’?

De leus waarmee het verlichtingsdenken met revolutionaire kracht doorbrak in West-Europa begint niet voor niets met vrijheid: ‘Liberté, egalité, fraternité’ – ‘vrijheid, gelijkheid, broederschap.’ Het is maar de vraag wat men voor ogen had wanneer we letten op wat er kort na de Franse Revolutie in 1789 gebeurde: 1790 was nog niet aangebroken of alle kerkelijke goederen werden door de staat genationaliseerd. Koning Lodewijk XVI werd veroordeeld en ter dood gebracht en op de hoeken van de straten werden grote biljetten aangeplakt met de kreet: ‘er is in Frankrijk geen God meer.’

Het is opmerkelijk dat de begrippen vrijheid, gelijkheid en broederschap al lang vóórdat de Franse Revolutie plaatsvond, direct betrokken konden worden op de wetten van het messiaanse rijk. Het begrippentrio is door de Franse Revolutie ten onrechte naar zich toegetrokken en ingekleurd door de Aufklärung.

In dit blog wil ik stilstaan bij dat heerlijke christelijke woord: vrijheid. In 1520 heb ik er al over geschreven in mijn Von der Freiheit eines Christenmenschen. De twee stellingen waarop dit geschrift is gestoeld:

-          Een christenmens is een vrij heer over alle dingen en niemands onderdaan
-          Een christenmens is een dienstbare knecht van alle dingen en ieders onderdaan

De stellingen lijken elkaar tegen te spreken, maar zijn gebaseerd op twee paulinische teksten:
‘want hoewel ik vrij ben van allen, heb ik mijzelf toch voor allen tot slaaf gemaakt om meer mensen te winnen’ [I Kor. 9:19] en: ‘wees niemand iets schuldig dan elkaar lief te hebben; want wie de ander liefheeft, heeft de wet vervuld’ [Rom.13:8].

Wat betekent de christelijke vrijheid?
Vrijheid, en haar antoniem gebondenheid, wordt al snel verbonden aan wetten en het gehoorzamen daaraan. Dat blijkt ook rond de Franse Revolutie wanneer het volgende wetsbegrip intrede doet: ‘niemand gehoorzaamt een wet, die hij niet zichzelf gegeven heeft.’ Het lijkt met democratie te maken te hebben, maar het revolutionaire verlichtingsdenken schept welbeschouwd vooral ruimte voor anarchie.
Dan is de christelijke vrijheid fundamenteler. Deze vrijheid wil zeggen: vrij zijn van de wet, de tien geboden van God! Omdat in Christus de wet volbracht en zo de straf op de zonde heeft weggedragen!
Dat wil niet zeggen dat je niet leeft naar Gods geboden, van God en Zijn wet los, maar ze vrijwillig, uit liefde tot de Wetgever, probeert te houden. Het is de vrijheid die we tegenkomen in Johannes 8:36: ‘Als dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult u werkelijk vrij zijn.’

Een vrij christen spreekt als volgt:
‘ik zal vasten, ik zal bidden, ik zal dit en dat doen, dat door mensen geboden is, niet omdat ik dit moet doen om gerechtigheid en zaligheid te verkrijgen, maar omdat ik de paus, de bisschop, de gemeenschap, deze of gene magistraat ter wille wens te zijn of om mijn naaste een voorbeeld te geven. Dáárom doe en lijd ik alles, zoals Christus mij ten goede veel meer dingen heeft gedaan en geleden, aan welke Hij volstrekt geen behoefte had om te doen of te lijden, toen Hij om mijnentwil is geworden onder de wet, hoewel Hij onder de wet niet was.’
 ‘Zie, daar heeft mijn God mij, dit onwaardig en verdoemelijk mensen, tegen alle waardigheid in, in zijn zuivere, gratis geschonken barmhartigheid, in Christus alle rijkdom van gerechtigheid en zaligheid geschonken, zodat ik voortaan niets meer nodig heb dan het geloof dat gelooft dat het dit alles bezit! Waarom zal ik dan niet voor zo een Vader, die mij met Zijn onschatbaar waardevolle rijkdommen heeft overstelpt, in rijke mate en met opgewekte zin, met heel mijn hart en met blij-vrijwillige ijver alles doen wat ik weet dat Hem welgevallig en aangenaam is? Ik wil mij daarom aan mijn naaste geven als, in zekere zin, een Christus, zoals Christus zich aan mij gegeven heeft en ik zal in dit leven niets doen dan wat ik zie dat voor mijn naaste noodzakelijk, voordelig en heilzaam zal zijn, aangezien ik door het geloof alles dingen in overvloed heb verkregen.’

Rome zag de Revolutie als de uiterste consequentie van de Hervorming. De breuk die ik, Martin Luther, met Rome heb bewerkstelligd, zou – aldus Rome - moeten leiden tot het afschudden van alle gezag.
Deze beschuldiging werp ik verre van me!
Ik kan niet anders dan mijn hartelijke instemming betuigen met Groen van Prinsterer: ‘tegen de Revolutie het Evangelie.’

Stelling 4
Liberté – vrijheid: geen erfenis van Verlichting, maar schat van Christus

maandag 7 februari 2011

De begrijpelijke Bijbel

‘Het is een kwaad ding om de Bijbel in het Duits te drukken. Hij moet immers geheel anders verstaan worden dan te tekst luidt. (…) De Heilige Schrift moet gelezen en verklaard worden door mensen met gevorderde kennis en ervaring, die de ware zin er uit kunnen halen,’aldus mijn tijdgenoot, de beroemde predikant Geiler von Kaisersberg. In Nederland gaan de handjes nog steeds op elkaar voor het gegeven dat ik me door dit klerikale standpunt niet in de duivelse luren heb laten leggen. Het gevolg is dat ik over Bijbelvertaalwerk wel een woordje mee mag spreken, dacht ik zo. In 1522 vertaalde ik het Nieuwe Testament in de Duitse volkstaal, waarvan binnen drie maanden de eerste oplage van 5.000 exemplaren werd verkocht. 12 jaar later volgde het Oude Testament, zodat toen de hele Duitstalige Bijbel kon worden uitgegeven. Een diepe wens kon daardoor in vervulling gaan. Namelijk dat ‘dit boek in ieders mond, handen, ogen, oren en hart zou moeten zijn.’
 
Altijd weer is het bij het overzetten van het Woord van God in een nieuwe taal de vraag aan welke kant van het ellips het zwaartepunt wordt gelegd. Waar bevindt zich het vertaalprincipe ergens op de lijn tussen de brontaal (Grieks en Hebreeuws) en de doeltaal? Wie durft stelling te nemen en zijn theologische vingers en imago te branden?
Het is inmiddels een gevleugeld woord geworden: ‘men moet niet aan de letters van de Latijnse taal vragen hoe men Duits moet spreken, zoals die ezels doen. Men moet kijken naar de moeder in huis, de kinderen op straat, de gewone man op de markt. Aan hen moet je vragen hoe ze spreken en zo moet men vertalen. Dan begrijpen ze het en merken ze dat er Duits met hen gesproken wordt.’
God wil in de Bijbel de mensen hier en nu aanspreken met Zijn Woord. Dat doet hij in hun eigen taal. Dat was immers een spectaculair neveneffect van Pinksteren: men hoorde het Evangelie in verstaanbare, begrijpelijke taal. Zou dat er niet zijn geweest dan konden er die dag geen 3.000 nieuwe christenen in het hemelregister worden bijgeschreven! Gods Woord moet gelezen worden ‘als ware het gisteren geschreven.’

Het merkwaardige nu, is dat de verhalen van mijn overzetting in de volkstaal in geuren en kleuren van generatie op generatie worden overgedragen. Heel mooi! Het is één van de kernelementen van de Reformatie. Maar zodra het (opnieuw) wordt toegepast, splijt het de christenheid. Nota Bene! Men neme de NBV in 2004, maar in het bijzonder het rumoer rond de presentatie (2010) van wat werd gepresenteerd als de Herziene versie op de StatenVertaling (HSV).
Opvallend genoeg kwam de kritiek dat de Bijbel nu wel erg van het volk werd, met name van partijen die zich het meest reformatorisch plachten te noemen… Nu de Statenvertaling door de eeuwen heen een secundaire brontaal is geworden, is de doeltaal een verwerpelijk brandpunt? Kom nou toch, huichelaars. Er is meer in de hemel en op en onder de aarde dan het naar de mond praten van je achterban!

Daarom tot slot een indringende oproep uit eigen werk (uit mijn inleiding op de uitgave van de overzetting van het Nieuwe Testament): ‘waar de werken en de liefde niet te voorschijn komen, daar is het geloof is niet echt. Daar heeft het Evangelie nog geen vaste voet verkregen, daar wordt Christus nog niet werkelijk gekend.’

Stelling 3: Reformatorisch is… blij en dankbaar zijn als Anita van de snackbar om de hoek de Bijbel kan begrijpen door het zelf te lezen.

zaterdag 27 november 2010

Seksuele grondlijnen

Seksualiteit is in. Hot issues in kerk en samenleving zijn de laatste jaren vaak op dezelfde seksuele leest geschoeid. In de middeleeuwen kon de mens er ook wat van, maar inmiddels is de homo sexualis de schaamte werkelijk voorbij. Dat is niet alleen Freud te verwijten. Hier geven als bij geen ander onderwerp vleselijke lusten, wereldse geneugten en duivelse verleidingen elkaar de hand. Het is gecompliceerd geworden, ik geef het toe:

  1. Seksuele misstanden binnen de kerk, zoals die met name binnen de Rooms-Katholieke Kerk aan het licht komen.
  2. De geilheid van de media om de vermeende intolerante kerk te nagelen aan de baas-in-eigen-broekschandpaal.
  3. De openheid die op dit punt, door de seksuele revoluties van de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw, is ontstaan om over seksualiteit te praten. Een openheid die eerder agressief dan gunnend is.
  4. De onvoorstelbare uitwaaieringproblematiek van aids, met name in Afrika, en de toename van andere soa’s en geslachtsziekten.
  5. Het celibataire leven dat – tot mijn verbazing nog steeds – ondanks de schandelijke seksuele misstanden door geen paus in twijfel wordt getrokken.
  6. De opmars van het geloof dat heterogene relaties alle macht in hemel en op aarde gegund moet worden (met gaypride als assertief opgedrongen exponent ervan).
  7. De liefde verkilt, lust wordt leading en één op de drie huwelijken stranden.

Wat betekent het dan om ook in deze zaken het Sola Scriptura toe te passen: het luisteren naar alleen de Bijbel als het door God geopenbaarde en geïnspireerde Woord? Ik ontwaar een aantal bijbelse grondlijnen die m.i. het fundament vormen voor discussie, debat en meningsvorming over seksualiteit.

  1. Man en vrouw zijn één (Genesis 1; Matth. 19:6). De beide verschillende geslachten horen bij elkaar als een tafel en stoel. Je hoeft geen anatomieles te hebben gehad om vast te stellen dat dit ook een fysiologisch gegeven is. Man en vrouw hebben elkaar nodig, werken aanvullend op elkaar (Genesis 2).
  2. Man en vrouw behoren zich aan elkaar te verbinden door het huwelijk (Genesis2:24; Deuteronomium 24; Spreuken 2:17; Matth. 19:4-6).
  3. Seksualiteit heeft haar plaats binnen het huwelijk (Genesis 2:24, I Korinthe 7: 2 en 9).
  4. Je hoeft niet per sé te huwen, maar als je gave van onthouding niet hebt, is trouwen toch wel de oplossing (I Kor. 7:8-9). Celibaat is beslist geen bijbelse opdracht voor de dienaren van God (vgl. I Kor. 7:8-9 en 17 e.v.). Alleen als het ten dienste staat aan God en de naaste is het aanbevelenswaardig.
  5. Homofilie wordt in de Bijbel niet veroordeeld; wel homoseksualiteit, het hebben van seks tussen twee mensen van hetzelfde geslacht (Lev. 20:30, Rom. 1:27-32 en I Tim. 2:10).

Natuurlijk kun je struikelen over deze vijf grondlijnen. Het COC zal graag een bul uitvaardigen en mijn weblog hacken. In zekere zin nog terecht ook, want in dit blog is lang niet alles gezegd en de nodige (pastorale) nuances ontbreken. Toch zijn dit de grondlijnen en in elk debat gaat het uiteindelijk om deze punten. Let maar eens op. Daarom wil ik ze hartelijk aan het Nederlandse volk en daarbuiten aanbevelen.

Stelling 2

Seksualiteit is een prachtige bloem die groeit en opengaat in de liefdestuin van het huwelijk. Het celibataire leven, Freud, revoluties en vrije opvoedingen ten spijt.

zondag 24 oktober 2010

Abusievelijke mensverering

Wie mij kent of iets van me heeft gelezen, weet dat ik een positief ingesteld mens ben. Toch ben ik wat argwanend. Op 31 oktober 2010 wordt met de kick-off van Refo500 een herdenkingsperiode ingeluid van wel zeven jaar. Met als hoogtepunt dat het in 2017 500 jaar geleden is dat ik mijn 95 stellingen publiceerde. Voorwaar een grote eer. Waarom dan toch die argusogen?

Allereerst denk ik terug aan het herdenkingsjaar 2009. Centraal stond het werk, leven en invloed van mijn broeder en medereformator Johannes Calvijn. Meters boeken rolden van de persen, kilo’s artikelen verschenen, weken aan conferenties, congressen, debatten en symposia zijn gepasseerd. Calvinistisch Nederland is massaal aan de wijn geslagen en ik ben benieuwd naar de Lutherse equivalent…
We zullen inmiddels wel alles weten van de hervormer uit Genève, zou je denken. Maar wat schetst mijn verbazing: wordt uitgerekend op 31 oktober 2010 een boek gepresenteerd met de titel De onbekende Calvijn
Wat? Alweer óver de reformator? Worden wij als grondleggers van het gereformeerde grondleggers zèlf nog wel gelezen of alleen bestudeerd om óver te publiceren?
Als tweede blik ik met mijn argusogen maar eens wat kritisch terug in de ogen van christenen die zich rekenen tot de volgelingen van ons, reformatoren. Zie ik daar toch een zweem van abusievelijke mensverheerlijking? Zijn we dan niet duidelijk genoeg geweest? De drie sola’s? U kent ze ongetwijfeld: sola gratia, sola fide en sola scriptura. Is geen woord Spaans bij. Alles gericht op God, de Vader van onze Here Jezus Christus, tot verheerlijking van Hem en vermeerdering van Zijn glorie.

In mijn geschriften heb ik vaak sterk gefulmineerd tegen de macht en positie van de paus, soms in bewoordingen die ik nu niet zo snel meer zal gebruiken. Enerzijds ageerde ik tegen de paus vanwege de zaligmakende kracht die bij een mens werd gelegd, terwijl dit alleen het werk van God is. Anderzijds was het het kerkvolk dat de kerkvorst aanbad als ware hij de koning der koningen zonder wiens wil je de neus niet zou kunnen ophalen.

Dan naar 2010. Heeft het kerkvolk nu geleerd haar voorgangers te zien als broeders in de Here? Of buigt men nog steeds als een riet voor een statig geklede kerkvorst, sidderend en bevend voor een negatief uitvallend oordeel?

Marketing-technisch vast een goede vondst: paus der verontruste protestanten, zoals onlangs een vooraanstaand predikant werd belicht. Tegelijk zou deze bedenkelijke terminologie weleens bijzonder goed kunnen belichten dat de ogen van de gereformeerden onvoldoende omhoog en het hart onvoldoende naar boven is gericht.
Met een beetje opkijken kom je er nu eenmaal niet.


Stelling 1

Je hoeft geen rooms-katholiek te zijn om een paus te verheerlijken, al noem je het een onbekende reformator